Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Boven wien zijt [48]gij liefelijk! Daal neder, en [49]leg u bij de [50]onbesnedenen. 47. Dat is, wien overtreft gij al in lieflijkheid of aangenaamheid? De zin is: Meent gij dat gij schoner en aangenamer zijt dan alle andere koningen, dat Ik u meer zou hebben te verschonen dan hen? neen [wil God zeggen], gij moet er ook onder, zowel als zij. 48. Koning van Egypte. 49. Hebreeuws eigenlijk, wees neergelegd, of gelegen. 50. Zie boven hfdst.28 vs.10, en hfdst.31 vs.18, en zo van het volgende.